Bart wordt ’s morgens doodmoe wakker en hij kan niet meer. Hij heeft geen energie om de dag te beginnen. Opstaan lijkt zinloos. De kracht om op te staan ontbreekt. Hij kan niet meer. Hij meldt zich ziek en blijft in bed liggen. Na een week slapen blijft hij moe, meer uitgeput en zonder een greintje van energie. De huisarts kan niets lichamelijks vinden en raadt hem aan het een tijdje kalm aan te doen. Bart is somber, de moeheid verdwijnt niet, ook niet na een maand, en hij heeft absoluut geen zin meer in zijn werk.
Irene wordt ‘s morgens doodmoe wakker. Zij ziet tegen de dag op, voelt zich niet alleen moe, heeft bijtende hoofdpijn, hartkloppingen en een opstandige maag. Maar er moet nog zoveel gebeuren, zij moet wel opstaan. Ze denkt er niet aan om zich ziek te melden, tijd voor een huisarts heeft ze niet, zij kan niet gemist worden. Terwijl Irene tegen de dodelijke vermoeidheid vecht, maakt ze lijstjes wat er die dag gebeuren moet, het is een lang lijstje. Het lijstje geeft haar een push om op te staan en te doen wat ze doen moet.
De situatie kan zijn een stressvolle werksituatie, maar het kan ook gaan om problematische (werk)relatie of een langdurig (arbeids)conflict.
Het gaat hier vooral om hoe Bart en Irene zich voelen en hoe ze handelen.
- Wie is een ‘moeten’mens en wie is een ‘moe’mens?
- Is hier sprake van depressiviteit of is er sprake van een burn-out?
Er is namelijk een wezenlijk verschil.
Laten we eerst eens kijken naar een ideale situatie, de ‘flow’ bij het hebben van een cognitieve en manipulatieve greep, dat wil zeggen invloed hebben op een situatie:
Uitgaande van een ideale situatie vloeit de ene situatie in de andere. Er is een cognitieve en manipulatieve greep: de inspanning levert resultaat op, dit levert energie en ontspanning, zodat met enthousiasme aan de volgende inspanning begonnen kan worden.
Waar het echter fout kan gaan, gebeurt bij de mate van inspanning. Bij te lang en te veel investeren van energie, zonder dat het de andere elementen (doel bereikt, waardebevrediging, vreugde, ontspanning en bij nieuwe situatie: hernieuwde geestdrift) oplevert, kost dit teveel energie en wordt men te lang blootgesteld aan stress (oververzadiging). Dus in plaats van eustress (positief bij gewenst rendement) volgt er distress (negatief bij continue uitblijven van gewenst resultaat).
Resultaat is dan overspannenheid door mentale, emotionele en lichamelijke overbelasting. Overspannenheid is het voorgerecht met keuze uit twee hoofdgerechten: een burn-out of een depressie. Deze twee hoofdgerechten worden regelmatig door elkaar gehaald. Maar er is wel wezenlijk verschil. Beide zijn het gevolg van oververzadiging, maar met verschillende ingrediënten.
Wanneer een depressie ontstaat, is er sprake van uitdoving, uitholling. De mens krijgt zijn persoonlijke waarden niet bevredigd en er ontstaat een innerlijke leegte. Hij wil wel graag volhouden, maar hij kan niet meer. Hij wordt een ‘moe’mens… Een ‘moe’mens hoor je zeggen: ‘ik kan niet meer’.
Wanneer een burn-out ontstaat, is er sprake van uitputting, in plaats van uitdoving. De mens heeft lange MOET-lijstjes en die moeten van hemzelf allemaal afgewerkt worden. Het liefst gooit hij er nog een paar nieuwe taken bij die ook nog moeten. Hij gaat dus maar door en door. Hij is de uitdoving voorbij en rent op de uitputting af. Fysiek en psychisch. Hij is een ‘moeten’mens geworden. Een ‘moeten’mens hoor je dan ook vaak zeggen: ‘ik moet nog zoveel…’.
Bij een depressie levert de inspanning geen resultaat meer op. Hier is dan ook geen sprake van eustress, maar van distress. Een te overmatige succesloze inspanning (oververzadiging) om doelen te bereiken leidt tot een depressie. Het focussen op nieuwe doelen is dan een oplossing.
De verschillende fases van dit proces zijn:
- er bestaat een wanverhouding tussen inspanning/prestatie en resultaat
- eerst een directe stopzetting van de onrendabele levenswijze
- dan herstellen van het verbroken evenwicht (balans)
- hierna heeft men de rust om te kijken wat er onrendabel was, wat er mis ging (negatieve heroriëntatie)
- daarna, heel belangrijk: de afname van de gerichtheid op deze negatieve doelen. Als het hier mis gaat, blijft de focus op onrendabele doelen, en dit voedt de depressie, deze wordt dieper en ernstiger
- dan volgt weer de opbouw: oriëntatie op nieuwe doelen die aansluiten bij de persoonlijke waarden
- om weer terug te keren naar een meer gezonde flow.
Aan dit hele proces is geen tijdsduur gebonden, dit is een uniek proces die per persoon verschillen kan. Wel belangrijk is de volgorde van het proces.
Bij een burn-out is er meer aan de hand, het duurt langer voordat iemand zo uitgeput is dat hij eraan toegeeft dat het niet meer zo kan. Het is de politieke overtuiging dat de wereld maakbaar is. Zo worden unipolaire, dat wil zeggen, onwerkelijke beelden geschapen en onhaalbare idealen als haalbaar voorgesteld. Als men maar positief ervoor gaat, en wegblijft van het negatieve. Alles kan men aan. Het eenzijdig benadrukken van positieve elementen als tegenwicht voor de negatieve, levert echter niet het gewenste resultaat. De balans is er niet.
Het is cruciaal voor de psychisch gezonde mens dat hij zowel actief als passief is, kan denken en voelen en dat beide polen evenveel aandacht krijgen. Stress in een werksituatie is een belangrijke factor bij burn-out, stress is echter meer een aanleiding dan de oorzaak. Degene die een hoog risico loopt voor een burn-out is iemand met een bepaalde levenshouding: te lang en eenzijdig koersen op activiteiten, controleren, regelen, denken, alles moeten: een unipolaire levenshouding. Hij verwaarloost een zekere passiviteit, loslaten, ontspannen en voelen. Beter voor hem zou zijn, en daar ligt ook de genezing, leren te denken én te voelen, actief te kunnen zijn én passief durven te zijn, beide polen in evenwicht.
Een ‘moeten’mens MOET dus eigenlijk ONT-moeten.
Een pittige en langdurig traject…daar is MOED voor